Het Nieuwe Instituut begon in 2019 een groot restauratie- en digitaliseringsproject van diverse collecties uit hun bouwtekeningen en architectenarchief. Bij dit project zijn verschillende Nederlandse restauratieateliers betrokken. Ons atelier kreeg de kans om werken van de bekende architect en kunstenaar Theo van Doesburg te behandelen. Van Doesburg was de oprichter van het tijdschrift en kunstbeweging De Stijl, dat met leden als Gerrit Rietveld en Piet Mondriaan uit zou groeien tot de bekendste Nederlandse abstracte kunstbeweging uit het begin van de twintigste eeuw.
De bouwtekeningen uit de collectie van Van Doesburg zijn gemaakt met diverse schrijf- en kleurmiddelen op calqueerpapier. Zo heeft Van Doesburg op AB5110 (Afb. 1 en 2) met grafiet, Oost-Indische inkt en trekpen een ontwerp gemaakt, dat hij vervolgens met kleurpotlood heeft ingekleurd. Over het kleurpotlood heeft hij vervolgens met gouacheverf gewerkt. Het calqueerpapier is met flinke dotten lijm op een stukje houtbord geplakt dat bevestigd is op gekalanderd papier. Vanwege de aantekeningen die op dit papier staan, is deze ‘sandwich’ als één geheel behandeld.
Vele van de bouwtekeningen bevatten gebruikssporen, bijvoorbeeld omdat deze op de bouwplaats zijn gebruikt. Wat is dan ongewenst vuil en welke sporen zijn historische relevant? Niet elk vies stukje plakband, elke scheur, gat of vouw is ongewenst voor het bewaren van het object. Hier is zoveel mogelijk geprobeerd om gebruikssporen als punaisegaten, vingerafdrukken en door de kunstenaar of zijn assistenten aangebrachte vlekken of vegen te bewaren. Soms zijn ook delen van een tekening weggegumd door de auteur, waardoor ook duidelijk zichtbaar wordt dat de tekening tijdens de vervaardiging al tamelijk vuil was. In een aantal gevallen leek de tekening moedwillig door de kunstenaar of zijn assistent verkreukeld, maar vervolgens toch bewaard (Afb. 3). Ook zijn er aanwijzingen dat een aantal tekeningen gevouwen zijn geweest om in een enveloppe te passen die aan opdrachtgevers of collegae werd gestuurd. Dergelijke gebruikssporen zijn minstens zo relevant voor de geschiedenis van het object als de lijnen van het ontwerp. Bij deze restauratie is het belangrijk om de fysieke integriteit van de tekening stabiel te maken en daarbij zoveel mogelijk historische sporen te behouden.
In het geval van AB5110 (Afb. 4 en 5) leidden de lijmdotten tot spanning in het papier van het ontwerp, waardoor de gouache schilferde. Om verder verlies van de verf te voorkomen, is het calqueerpapier tijdelijk gescheiden van het karton. Vervolgens is met een vernevelaar het bindmiddel in de gouacheverf heel licht bevochtigd. Hierdoor konden de schilfers met het oorspronkelijke bindmiddel worden teruggeduwd op de ondergrond, dus zonder toevoeging van nieuwe lijm of gouache. Deze ingreep zorgt ervoor dat het kleurrijke ontwerp inclusief vingerafdrukken in de goauche in de toekomst nog door velen kunnen worden bestudeerd en bewonderd. In totaal hebben we in de afgelopen drie jaar 330 bouwtekeningen van Van Doesburg behandeld. De ontwerpen kunnen bij het archief van Het Nieuwe Instituut in Rotterdam worden geraadpleegd.
De bouwtekeningen uit de collectie van Van Doesburg zijn gemaakt met diverse schrijf- en kleurmiddelen op calqueerpapier. Zo heeft Van Doesburg op AB5110 (Afb. 1 en 2) met grafiet, Oost-Indische inkt en trekpen een ontwerp gemaakt, dat hij vervolgens met kleurpotlood heeft ingekleurd. Over het kleurpotlood heeft hij vervolgens met gouacheverf gewerkt. Het calqueerpapier is met flinke dotten lijm op een stukje houtbord geplakt dat bevestigd is op gekalanderd papier. Vanwege de aantekeningen die op dit papier staan, is deze ‘sandwich’ als één geheel behandeld.
Vele van de bouwtekeningen bevatten gebruikssporen, bijvoorbeeld omdat deze op de bouwplaats zijn gebruikt. Wat is dan ongewenst vuil en welke sporen zijn historische relevant? Niet elk vies stukje plakband, elke scheur, gat of vouw is ongewenst voor het bewaren van het object. Hier is zoveel mogelijk geprobeerd om gebruikssporen als punaisegaten, vingerafdrukken en door de kunstenaar of zijn assistenten aangebrachte vlekken of vegen te bewaren. Soms zijn ook delen van een tekening weggegumd door de auteur, waardoor ook duidelijk zichtbaar wordt dat de tekening tijdens de vervaardiging al tamelijk vuil was. In een aantal gevallen leek de tekening moedwillig door de kunstenaar of zijn assistent verkreukeld, maar vervolgens toch bewaard (Afb. 3). Ook zijn er aanwijzingen dat een aantal tekeningen gevouwen zijn geweest om in een enveloppe te passen die aan opdrachtgevers of collegae werd gestuurd. Dergelijke gebruikssporen zijn minstens zo relevant voor de geschiedenis van het object als de lijnen van het ontwerp. Bij deze restauratie is het belangrijk om de fysieke integriteit van de tekening stabiel te maken en daarbij zoveel mogelijk historische sporen te behouden.
In het geval van AB5110 (Afb. 4 en 5) leidden de lijmdotten tot spanning in het papier van het ontwerp, waardoor de gouache schilferde. Om verder verlies van de verf te voorkomen, is het calqueerpapier tijdelijk gescheiden van het karton. Vervolgens is met een vernevelaar het bindmiddel in de gouacheverf heel licht bevochtigd. Hierdoor konden de schilfers met het oorspronkelijke bindmiddel worden teruggeduwd op de ondergrond, dus zonder toevoeging van nieuwe lijm of gouache. Deze ingreep zorgt ervoor dat het kleurrijke ontwerp inclusief vingerafdrukken in de goauche in de toekomst nog door velen kunnen worden bestudeerd en bewonderd. In totaal hebben we in de afgelopen drie jaar 330 bouwtekeningen van Van Doesburg behandeld. De ontwerpen kunnen bij het archief van Het Nieuwe Instituut in Rotterdam worden geraadpleegd.