Tussen trompe-l’oeil en tastbaar echt: een facsimile van Rembrandts boedelinventaris van 1656

Links de originele boedelinventaris in het Stadsarchief Amsterdam en rechts de facsimile die nu in het heropende Museum Rembrandthuis te zien is.
Objecten van cultureel erfgoed hebben voor hun duurzaam behoud baat bij stabiele klimatologische omstandigheden waarbij ze niet aan licht en lucht worden blootgesteld. Dat is de reden dat boeken met handgekleurde prenten bijvoorbeeld vaak maar weinig en kort worden getoond. Om dergelijke kwetsbare objecten wel de aandacht te kunnen geven die ze verdienen, kunnen facsimile’s uitkomst bieden. Het Facsimile Collectief, een samenwerking van RNA met Pau Groenendijk en Nicole Mosch, een facsimile van het archiefboek waarin de boedelinventaris van Rembrandt is opgeschreven. Het resultaat is te zien in het heropende Museum Rembrandthuis in Amsterdam.

Op 14 juli 1656 vroeg Rembrandt boedelafstand aan bij de Staten-Generaal. Waarom Rembrandt deze vorm van beschermd faillissement aanvroeg is nog steeds onderwerp van onderzoek en discussie onder wetenschappers. Klopt het traditionele beeld dat hij er een financiële puinhoop van had gemaakt? Of wilde hij misschien wel kunnen trouwen met zijn tweede grote liefde Hendrickje Stoffels? Hoe het ook zij, als gevolg van zijn vraag om boedelafstand te kunnen doen, lieten de commissarissen van de Desolate Boedelkamer op 25 en 26 juli 1656 een inventaris opmaken van alles wat Rembrandt in huis had. 

De inventaris is een lange lijst, met de hand geschreven in ijzergallusinkt. De klerk van de Desolate Boedelkamer noteerde op dictaat van Rembrandt, per kamer en regel voor regel wat er was en in welke aantallen. Zo lezen we dat ‘op de kunstcaemer’ onder andere ’twee aerdtclooten’ stonden maar ook ‘een doosien met mineraelen’, ‘een kassie met medalien’ en vele boeken met prent- en tekenkunst van Rembrandt zelf en kunstenaars die hij bewonderde. In het ‘voorhuys’ bevonden zich onder meer vele schilderijen maar ook ‘vier Spaanse stoelen met juchten’ en ‘twee dito stoelen met swarte sitsels’. De klerk moet in verwondering hebben rondgelopen. 

Met eenzelfde verwondering onderzochten wij ook het origineel van de inventaris in het Stadsarchief Amsterdam. De lijst staat ergens middenin een boek met dikke papieren katernen die met strengels – in elkaar gedraaide perkamenten strookjes – aan een dik perkamenten omslag zijn vastgezet. We vergeleken de kleur van het papier en de inkt met die van printstalen die Nicole had gemaakt. We namen de afmetingen op en maakten allerlei foto’s die de sfeer en het gevoel van het boek vastlegden zodat Pau en Herre dat in het atelier van RNA konden nabootsen. De inventaris werd door Nicole op papier geprint naar de scans van het Stadsarchief en de perkamenten omslag op het kunststof Tyvek. Het resultaat is een boek dat eruitziet als het origineel en – zou je het mogen oppakken – ook bijna zo voelt. Het is het resultaat van het samenkomen van traditioneel ambacht en moderne materialen en reproductietechnieken, die de geschiedenis tastbaar en invoelbaar maken.Het belang van dit document voor de kennis over het kunstenaarshuis is enorm. Daarom is het waardevol dat alle bezoekers aan het Rembrandthuis voortaan de sensatie kunnen hebben dichtbij die bron te komen. Aan de hand van dit object zal men als het ware, met Rembrandt, kunnen terugkeren naar de zomer van 1656. Het faillissement luidde het einde in van Rembrandts succesvolle leven aan de Jodenbreestraat. Gedurende twee jaren werden zijn eigendommen geveild. En in 1658 moest hij uiteindelijk ook het huis zelf, waar zoveel herinneringen lagen, verlaten.


Zie voor de discussie over de reden voor Rembrandt faillisementsaanvraag onder andere:
Machiel Bosman, Rembrandts plan. De ware geschiedenis van zijn faillissement, Amsterdam: Athenaeum, 2019.
Bob Wessels, Rembrandt’s Money. The legal and financial life of an artist-entrepreneur in 17th century Holland, Deventer: Wolters Kluwer, 2021.