Misschien klinkt het bekend omdat het leertraject van de restaurator tegenwoordig minder verschilt dan je op het eerste gezicht zou denken. Nu krijgt de restaurator een universeel gewaardeerd diploma van de universiteit en is dus minder afhankelijk van status van de meester. Tegenwoordig wordt van de student verwacht stages te voltooien tijdens en of na de studie en dan bij voorkeur in het buitenland. Rondreizen dus. Na het reizen kan de jonge restaurator in dienst gaan bij een instituut, een bedrijf of voor zichzelf beginnen.
Maar anders dan toen, ontbreekt nu de Statenbijbel als meesterproef in het opleidingstraject en bestaat de proeve van bekwaamheid uit een scriptieonderzoek – al dan niet gebaseerd op een behandeling. Toch staat de waarde van de grote Bijbel als eindproef nog steeds overeind. Met 140 katernen, houten platten, 6 bindingen van touw, messing beslag en juchtleer is de variëteit aan handelingen die nodig zijn voor het binden danwel restaureren van de Statenbijbel groot. De dikke foliant is als geheel ook nog van stevig formaat en van behoorlijk gewicht. De binding van de Statenbijbel is lange tijd behoorlijk eenvormig gebleven en voert in elementen terug op de Gotiek. Als zodanig heeft het, net als het diploma, een universele waarde die zelfs door de eeuwen heen blijft gelden.
De behandeling van deze Statenbijbel startte met behoorlijk veel papierreparaties (afb. 1) om daarna de 140 katernen te kunnen naaien (afb. 2). Na het naaien is het boekblok gerond en gevormd (afb. 3). De platten moesten worden gerepareerd, aangevuld en gevlakt (afb. 4). Nadat de platten aan het boekblok zijn geregen en vastgezet met peggen (afb. 5), is het rugbeleg aangebracht om de platverbinding te verstevigen. Daarna is het kapitaal bestoken (afb. 6), het leer gedund, de rug overtrokken (afb. 7) en gekordeerd (afb. 8), de oude platbekleding teruggeplakt (afb. 9) en dekbladen aangeplakt. Tot slot is het beslag geplaatst en het boek in ere hersteld (afb. 10-12).